TAR(1) GNU TAR Gebruikershandleiding TAR(1)

tar - een archivering hulpprogramma

tar {A|c|d|r|t|u|x}[GnSkUWOmpsMBiajJzZhPlRvwo] [ARG...]

tar -A [OPTIONS] -f ARCHIVE ARCHIVE...

tar -c [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar -d [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar -r [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar -t [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

tar -u [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar -x [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

tar {--catenate|--concatenate} [OPTIONS] --file ARCHIVE ARCHIVE...

tar --create [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar {--diff|--compare} [--file ARCHEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar --delete [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

tar --append [--file ARCHIVE] [OPTIONS] [FILE...]

tar --list [--file ARCHIVE] [OPTIONS] [MEMBER...]

tar --test-label [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LABEL...]

tar --update [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

tar {--extract|--get} [--file ARCHIVE] [OPTIONS] [MEMBER...]

Deze man-pagina bevat een korte beschrijving van GNU tar. Voor een gedetailleerde discussie, inclusief voorbeelden en aanbevelingen over gebruik, verwijzen we naar de GNU Tar Handleiding beschikbaar in texinfo formaat. Als de info lezer en de tar documentatie correct op jouw systeem zijn geïnstalleerd, dan geeft het commando

info tar

toegang tot de volledige handleiding.

U kunt de manual ook lezen door gebruik te maken van de info modus in emacs(1), of hem vinden in de diverse formaten online op

Als er een verschil optreed tussen deze man-pagina en de GNU Tar Handleiding, dan dient de laatste beschouwd te worden als de bepalende bron.

GNU tar is een archivering programma ontworpen om meerdere bestanden in een enkel bestand op te slaan, en om zulke archieven te bewerken. Het archief kan een normaal bestand of apparaat zijn (b.v. een band apparaat, vandaar de naam van het programma, dat tape archiver betekent, die zich bevind op de lokale of een machine op afstand.

Options to GNU tar can be given in three different styles. In traditional style, the first argument is a cluster of option letters and all subsequent arguments supply arguments to those options that require them. The arguments are read in the same order as the option letters. Any command line words that remain after all options have been processed are treated as non-option arguments: file or archive member names.

For example, the c option requires creating the archive, the v option requests the verbose operation, and the f option takes an argument that sets the name of the archive to operate upon. The following command, written in the traditional style, instructs tar to store all files from the directory /etc into the archive file etc.tar, verbosely listing the files being archived:

tar cfv etc.tar /etc

In UNIX or short-option style, each option letter is prefixed with a single dash, as in other command line utilities. If an option takes an argument, the argument follows it, either as a separate command line word, or immediately following the option. However, if the option takes an optional argument, the argument must follow the option letter without any intervening whitespace, as in -g/tmp/snar.db.

Any number of options not taking arguments can be clustered together after a single dash, e.g. -vkp. An option that takes an argument (whether mandatory or optional) can appear at the end of such a cluster, e.g. -vkpf a.tar.

Het hierboven gegeven commando kan er in de korte-optie stijl uitzien als:

tar -cvf etc.tar /etc
of
tar -c -v -f etc.tar /etc

In GNU of lange-optie stijl begint elke optie met twee verbindingsstreepjes en heeft een betekenis volle naam, bestaande of kleine letters and streepjes. Indien die gebruikte wordt, kan de lange optie afgekort worden tot zijn initiële letter, mits dat geen ambiguïteit creëert. Argumenten voor lange opties worden gegeven als ofwel als een apart commando woord, onmiddellijk na de optie, ofwel gescheiden van de optie door een is-teken zonder tussen liggende witruimte. Optionele argumenten moeten altijd de laatste methode volgen.

Hier zijn verschillende manieren van het voorbeeld commando in deze stijl:

tar --create --file etc.tar --verbose /etc
of (afkorten van sommige opties):
tar --cre --file=etc.tar --verb /etc

De opties in alle drie de stijlen mogen gemengd worden, alhoewel dit niet wordt aangeraden voor oude opties.

The options listed in the table below tell GNU tar what operation it is to perform. Exactly one of them must be given. The meaning of non-option arguments depends on the operation mode requested.

Append archives to the end of another archive. The arguments are treated as the names of archives to append. All archives must be of the same format as the archive they are appended to, otherwise the resulting archive might be unusable with non-GNU implementations of tar. Notice also that when more than one archive is given, the members from archives other than the first one will be accessible in the resulting archive only when using the -i (--ignore-zeros) option.

Gecomprimeerde archieven kunnen niet geconcateneerd worden.

Een nieuw archief creëren. Argumenten geven de namen van bestanden die gearchiveerd moeten worden. Mappen worden recursief gearchiveerd, behalve als de --no-recursion werd gebruikt.
De verschillen tussen archief en het bestandssysteem zoeken. De argumenten zijn optioneel en specificeren welke leden te vergelijken. Niet gegeven betekent dat de werkmap wordt gebruikt.
Uit archief verwijderen. De argumenten geven de namen van leden die verwijderd moet worden. Minstens een argument moet opgegeven worden.

Deze optie werkt niet op gecomprimeerde archieven. Er bestaat geen korte-optie equivalent.

Bestanden toe voegen aan het einde van het archief. Argumenten hebben dezelfde betekenis als voor -c (--create).
De inhoud van een archief tonen. Argumenten zijn optioneel. Indien opgegeven, dan specificeren ze de te tonen namen van leden.
Het volume label van het archief testen en stoppen. Indien gebruikt zonder argumenten dan toont het het volume label (als er een is) en stopt met de eind waarde 0. Indien een of meer argumenten werden gegeven dan vergelijkt tar het volume label met elk argument. Het stopt met code 0 als er een overeenkomst werd gevonden en anders met eind waarde 1. Er wordt geen uitvoer getoond, behalve in combinatie met de -v (--verbose) optie.

Er is geen korte optie equivalent voor deze optie.

Append files which are newer than the corresponding copy in the archive. Arguments have the same meaning as with the -c and -r options. Notice, that newer files don't replace their old archive copies, but instead are appended to the end of archive. The resulting archive can thus contain several members of the same name, corresponding to various versions of the same file.
Bestanden uit een archief extraheren. Argumenten zijn optioneel. Als gegeven dan specificeren ze de namen van leden die uitgepakt moeten worden.
Show built-in defaults for various tar options and exit.
-?, --help
Display a short option summary and exit.
Display a list of available options and exit.
Programma versie tonen en stoppen.

Apparaat nummers controleren tijdens aanmaken van incrementele archieven (standaard).
Handle new GNU-format incremental backups. FILE is the name of a snapshot file, where tar stores additional information which is used to decide which files changed since the previous incremental dump and, consequently, must be dumped again. If FILE does not exist when creating an archive, it will be created and all files will be added to the resulting archive (the level 0 dump). To create incremental archives of non-zero level N, you need a copy of the snapshot file created for level N-1, and use it as FILE.

When listing or extracting, the actual content of FILE is not inspected, it is needed only due to syntactical requirements. It is therefore common practice to use /dev/null in its place.

METHODE gebruiken om gaten in ijle bestanden te detecteren. Deze optie impliceert --sparse. Geldige waarden voor METHODE zijn seek en raw. seek is standaard met terugval naar raw wanneer deze niet van toepassing is.
Oude GNU-indeling van incrementele reservekopieën verwerken.
Niet afsluiten met een foutcode bij onleesbare bestanden.
Set dump level for a created listed-incremental archive. Currently only --level=0 is meaningful: it instructs tar to truncate the snapshot file before dumping, thereby forcing a level 0 dump.
Aannemen dat het archief doorzoekbaar is. Normaliter bepaalt tar automatisch of een archief doorzocht kan worden of niet. Deze optie is bedoeld om te gebruiken in die gevallen waar die herkenning faalt. Het heeft alleen effect als het archief geopend is om te lezen (b.v. met de --list of --extract opties).
Geen apparaatnummers controleren tijdens aanmaken van incrementele archieven.
Aannemen dat het archief niet doorzoekbaar is.
Alleen het AANTALste voorkomen van elk bestand in het archief verwerken. Deze optie is alleen geldig in combinatie met een van de subopdrachten ----delete, --diff, --extract of --list én wanneer een lijst van bestanden gegeven is op de opdrachtregel of via optie -T. Standaard: AANTAL is 1
Het gebruik van potentieel gevaarlijke opties of opdrachten uitschakelen.
Set which version of the sparse format to use. This option implies --sparse. Valid argument values are 0.0, 0.1, and 1.0. For a detailed discussion of sparse formats, refer to the GNU Tar Manual, appendix D, "Sparse Formats". Using the info reader, it can be accessed running the following command: info tar 'Sparse Formats'.
IJle bestanden efficient behandelen. Sommige bestanden in het bestandssysteem hebben onbeschreven segmenten (vaak zijn dit database bestanden aangemaakt door DBM systemen. Als deze optie is gebruikt dan zal tar voor het archiveren proberen te bepalen of het bestand ijl is, en als dat zo is, dan zal het de grootte van resulterende archief beperken door de lege delen van het bestand niet op te slaan.

Deze opties bepalen acties van tar bij het uitpakken van een bestand uit een bestaande kopie op de schijf.

Bestaande bestanden bij het uitpakken niet overschrijven.
Bestaande bestanden die nieuwer zijn dan die in het archief niet vervangen.
Bestaande symbolische koppelingen naar mappen behouden bij het uitpakken.
Metagegevens van bestaande mappen behouden.
Pak alle bestanden uit in MAP, of, indien gebruikt zonder argument, in een submap genoemd naar de basis naam van het archief (minus de standaard compressie achtervoegsels, herkenbaar aan --auto-compress).
Bestaande bestanden bij het uitpakken overschrijven.
De metagegevens van bestaande mappen bij het uitpakken overschrijven (standaard).
Alle bestanden in de map recursief verwijderen alvorens het archief uit te pakken
Bestanden na hun toevoeging aan het archief verwijderen.
Bij het uitpakken bestaande bestanden niet vervangen; stilletjes overslaan.
Elk bestand verwijderen voor het uit te pakken.
Het archief na het schrijven verifiëren.

Eind waarden van dochter processen negeren.
Eind waarden van dochter processen die niet nul zijn als fout behandelen (standaard).
Bestanden uitpakken naar standaard uitvoer.
Sluis uitgepakte bestanden door OPDRACHT. Het argument is de pad naam van een extern programma, optioneel met commando regel argumenten. Het programma wordt aangeroepen en de inhoud van een uitgepakt bestand wordt eraan aangeboden via de standaard invoer. Additionele data zal worden aangeboden via de volgende omgevingsvariabelen:
Type van het bestand. Dit is een enkele letter met de volgende betekenis:
f	Normaal bestand
d	Map
l	Symbolische koppeling
h	Harde koppeling
b	Blok apparaat
c	Teken apparaat

Momenteel worden alleen normale bestanden ondersteund.

Bestands modus, een octaal getal
De naam van het bestand.
Naam van het bestand zoals opgeslagen in het archief.
Naam van de eigenaar van het bestand.
Naam van de groep van het bestand.
Tijd van de laatste toegang. Dit is een decimaal getal, dat het aantal seconden sinds de Epoch voorsteld. Als het archief tijden met nanoseconden precisie bevat, dan worden de nanoseconden achter de decimale punt van de tijdstempel toegevoegd.
Tijd van de laatste wijziging.
Tijd van de laatste status verandering.
Grootte van het bestand.
UID van de eigenaar van het bestand.
GID van de eigenaar van het bestand.

Bovendien bevatten de volgende variabelen informatie over de werking modus en het archief van wordt bewerkt van tar:

GNU tar versie nummer.
De naam van het archief dat tar bewerkt.
Huidige blok factor, m.a.w. het aantal 512-byte blokken in een record.
Ordinaal getal van het volume dat tar verwerkt (gezet bij het lezen vaneen multi-volume archief)
Indeling van het archief dat verwerkt wordt. Een van: gnu, oldgnu, posix, ustar, v7.
Een korte optie (met voorafgaand streepje) die de operatie die tar uitvoert beschrijft.

Preserve access times on dumped files, either by restoring the times after reading (METHOD=replace, this is the default) or by not setting the times in the first place (METHOD=system).
Uitstellen van het zetten van permissies en tijdstempels van uitgepakte mappen tot na het uitpakken. Gebruik deze optie om uit te pakken uit een archief met een ongebruikelijke ordening van leden.
Forceer NAAM als groep voor toegevoegde bestanden. Als GID niet opgegeven werd, dan kan NAAM ofwel een gebruikersnaam ofwel een numeriek GID zijn. In dit geval zal het ontbrekende deel (GID of naam) afgeleid worden van de groep database van het systeem.

Indien gebruikt met --group-map=BESTAND, beïnvloed alleen die bestanden waarvan de groepseigenaar niet voorkomt in BESTAND.

Lees de groep vertaal tabel uit BESTAND. Lege regels worden genegeerd. Commentaar begint met het # teken en eindigt bij het einde van de regel. Elke niet lege regel in BESTAND bepaald de vertaling van een enkele groep. Die regel moet bestaan uit twee velden, gescheiden door elk aantal van witruimtes.
OUDE_GROEP NIEUWE_GROEP[:NIEUW_GID]

OUDE_GROEP is ofwel een geldige groep ofwel een GID voorafgegaan met +. Behalve als NIEUW_GID werd gegeven, moet NIEUWE_GROEP ofwel een geldige groepsnaam ofwel een +GID zijn. Anders hoeven zowel NIEUWE_GROEP als NIEUW_GID niet vermeld te worden in de groep database van het systeem.

Het resultaat is dat elk invoer bestand met groep eigenaar OUDE_GROEP opgeslagen wordt in het archief met groep eigenaar NIEUWE_GROEP en GID NIEUW_GID.

Toegevoegde bestanden krijgen (symbolische) WIJZIGINGEN in hun modus.
Stel de mtime in voor toegevoegde bestanden. DATE-OR-FILE is ofwel een datum/tijd in bijna willekeurig formaat, of de naam van een bestand bestand. In het laatste geval zal de mtime van dat bestand gebruikt worden.
Bestandswijzigingstijden niet uitpakken.
Het effect van de optie --delay-directory-restore ongedaan maken.
Bestanden uitpakken als uzelf (standaard voor gewone gebruikers).
De umask van de gebruiker toepassen bij het uitpakken van bestandspermissies (standaard voor gewone gebruikers).
Altijd getallen gebruiken voor gebruikers- en groepsnamen.
Forceer NAAM als groep voor toegevoegde bestanden. Als UID niet opgegeven werd, dan kan NAAM ofwel een gebruikersnaam ofwel een numeriek UID zijn. In dit geval zal het ontbrekende deel (UID of naam) afgeleid worden van de groep database van het systeem.

Indien gebruikt met --owner-map=BESTAND, dan worden alleen die bestanden beïnvloed waarvan de eigenaar niet voorkomt in BESTAND.

Lees de eigenaar vertaal tabel uit BESTAND. Lege regels worden genegeerd. Commentaar begint met het # teken en eindigt bij het einde van de regel. Elke niet lege regel in BESTAND bepaald de vertaling van een enkele UID. Die regel moet bestaan uit twee velden, gescheiden door elk aantal van witruimtes.
OUDE_EIGENAAR NIEUWE_EIGENAAR[:NIEUW_UID]

OUDE_EIGENAAR is ofwel een geldige gebruiker ofwel een UID voorafgegaan met +. Behalve als NIEUW_UID werd gegeven, moet NIEUWE_EIGENAARP ofwel een geldige gebruiker ofwel een +UID zijn. Anders hoeven zowel NIEUWE_EIGENAARP als NIEUW_UID niet vermeld te worden in de gebruiker database van het systeem.

Het resultaat is dat elk invoer bestand van gebruiker OUDE_EIGENAAR opgeslagen wordt in het archief onder gebruiker NIEUWE_EIGENAAR en UID NIEUW_UID.

Set permissions of extracted files to those recorded in the archive (default for superuser).
Bestanden proberen uit te pakken met dezelfde eigenaar als in het archief (standaard voor root).
Tell tar that the list of file names to process is sorted in the same order as the files in the archive.
Bij het aanmaken van een archief, sorteer inschrijvingen in de map volgens VOLGORDE, dat een van none, name, of inode is.

De standaard is --sort=none, dat slaat archief leden in dezelfde volgorde op zoals terug gegeven door het besturingssysteem.

Gebruik van --sort=name zorgt ervoor dat de volgorde van leden in het gemaakte archief uniform en reproduceerbaar is.

Gebruik van --sort=inode verminderd het aantal zoek operaties op de schijf die worden gemaakt bij het aanmaken van het archief en kan daarom het archiveren aanzienlijk versnellen. Deze sorteer volgorde wordt alleen ondersteund indien het onderliggende systeem de noodzakelijk informatie aanlevert.

Ondersteuning voor POSIX ACL's inschakelen.
Ondersteuning voor POSIX ACL's uitschakelen.
Ondersteuning voor SELinux-contexten inschakelen.
Ondersteuning voor SELinux-contexten uitschakelen.
Ondersteuning voor uitgebreide kenmerken inschakelen.
Ondersteuning voor uitgebreide kenmerken uitschakelen.
Specify the exclude pattern for xattr keys. PATTERN is a globbing pattern, e.g. --xattrs-exclude='user.*' to include only attributes from the user namespace.
Specify the include pattern for xattr keys. PATTERN is a globbing pattern.

Gebruik het archief bestand of apparaat ARCHIEF. Als deze optie niet opgegeven werd, dan zal tar eerst de omgevingsvariable 'TAPE' bekijken. Als deze gezet is, dan zal zijn waarde gebruikt worden als archief naam. Anders zal tar de ingebouwde standaard gebruiken. De standaard waarde kan bekeken worden door gebruik van de --show-defaults optie, of aan het einde van de tar --help uitvoer.

Een archief naam met een dubbele punt erin, specificeert een bestand of een apparaat op een andere computer. Het deel vóór de dubbele punt wordt geïnterpreteerd als computernaam of IP adres, en het deel achter de dubbele punt als bestand of apparaat padnaam, b.v.:

--file=remotehost:/dev/sr0

Een optionele gebruikersnaam mag voorafgegaan worden door een hostnaam, door er een @ tussen te plaatsen.

Standaard kan de andere computer benaderd worden met het rsh(1) commando. Tegenwoordig is het gewoond om in plaats daarvan ssh(1) te gebruiken. U kunt dit ook doen met de volgende optie op de commando regel:

--rsh-command=/usr/bin/ssh

Op de andere computer moet het commando rmt(8) geïnstalleerd zijn. Als daarvan de padnaam niet overeenkomt met de standaard van tar, dan kunt u de juiste padnaam aan tar laten weten door gebruik van de --rmt-command optie.

Archiefbestand is lokaal, zelfs als het een dubbele punt bevat.
Voer COMMANDO uit aan het eind van elke band (impliceert -M. Het commando mag argumenten bevatten. Bij de start zal het de omgeving van tar erven en daarenboven de volgende variabelen:
GNU tar versie nummer.
De naam van het archief dat tar bewerkt.
Huidige blok factor, m.a.w. het aantal 512-byte blokken in een record.
Ordinaal getal van het volume dat tar verwerkt (gezet bij het lezen vaneen multi-volume archief)
Indeling van het archief dat verwerkt wordt. Een van: gnu, oldgnu, posix, ustar, v7.
Een korte optie (met voorafgaand streepje) die de operatie die tar uitvoert beschrijft.
Bestands beschrijving die gebruikt kan worden om de nieuwe volume naam aan tar te laten weten.

Als het info script faalt dan stopt tar; anders begint het het volgende volume te schrijven.

Verander band na het schrijven van Nx1024 bytes. Indien N gevolgd werd door een grootte achtervoegsel (zie subsectie Size suffixes hieronder), dan bepaald het achtervoegsel de vermenigvuldigingsfactor in plaats van 1024.

Deze optie impliceert -M.

Meerdelig archief aanmaken/opsommen/uitpakken.
Gebruik COMMANDO in plaats van rmt bij het benaderen van archieven op andere computers. Zie de beschrijving van de -f optie, hierboven.
Gebruik COMMANDO in plaats van rsh bij het benaderen van archieven op andere computers. Zie de beschrijving van de -f optie, hierboven.
Indien deze optie gebruikt wordt samen met --multi-volume, dan zal tar bijhouden welk volume van een multi-volume archief het bewerkt in BESTAND.

Stel de grootte van een record in op BLOKKENx512 bytes.
Accepteer niet-complete invoer records na de einde-bestand markering bij tonen of uitpakkken
Ignore zeroed blocks in archive. Normally two consecutive 512-blocks filled with zeroes mean EOF and tar stops reading after encountering them. This option instructs it to read further and is useful when reading archives created with the -A option.
Set de record grootte in. AANTAL is het aantal bytes per record. Het moet een meervoud zijn van 512. Het mag gevolgd worden door een grootte achtervoegsel, e.g. --record-size=10K, voor 10 Kilobytes. Zie de subsectie grootte achtervoegsel, voor een lijst met geldige achtervoegsels.

een archief maken in het gekozen formaat. Geldige formaten zijn:
GNU-indeling van tar 1.13.x
GNU-indeling van tar <= 1.12.
POSIX 1003.1-2001 (pax-indeling).
POSIX 1003.1-1988 (ustar-indeling).
Oude V7 tar-indeling.
Hetzelfde als --format=v7.
Bepaal pax sleutelwoorden bij aanmaken van PAX archieven (-H pax). Deze optie is equivalent´ aan de -o van het pax(1) hulpprogramma.
Hetzelfde als --format=posix.
Een archief met de volume naam TEKST maken; bij opsommen/uitpakken TEKST als zoekpatroon voor de volume naam gebruiken.

Compressieprogramma afleiden uit het archief achtervoegsel.
Filter data met behulp van COMMANDO. Dit moet de -d optie om te decomprimeren accepteren. Het argument mag commando regel opties bevatten.
Het archief door bzip2(1) filteren.
Het archief door xz(1) filteren.
Het archief door lzip(1) filteren.
Het archief door lzma(1) filteren.
Het archief door lzop(1) filteren.
Compressieprogramma niet afleiden uit archief achtervoegsel.
Het archief door gzip(1) filteren.
Het archief door compress(1) filteren.
Het archief door zstd(1) filteren.

Het gegeven BESTAND aan het archief toevoegen (handig als de naam begint met een '-').
Reservekopie maken voor verwijderen. Het MANIER argument, indien gegeven, bepaalt het reservekopie beleid. Geldige waarden zijn:
Nooit reservekopieën maken.
Genummerde reservekopieën maken.
Genummerde reservekopieën maken als ze al bestaan, anders eenvoudige reservekopieën.
Altijd eenvoudige reservekopieën maken

Als MANIER niet werd opgegeven, dan zal de waarde van de VERSION_CONTROL omgevingsvariable genomen worden. Als hij niet is gezet dan wordt existing aangenomen.

Verander naar MAP voor het uitvoeren van elke bewerking. Deze optie is volgorde afhankelijk, m.a.w. hij beïnvloed alle volgende opties.
Sluit bestanden die passen op PATROON uit, een glob(3)-stijl jokerteken patroon.
Reservekopieën en vergrendelingsbestanden uitsluiten.
Inhoud van mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten, behalve CACHEDIR.TAG zelf.
Mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten, behalve CACHEDIR.TAG zelf.
Alles onder mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten.
Voor dumpen van een map, kijk of hij BESTAND bevat. Als dit zo is, lees dan de uitsluit patronen van die bestand. De patronen beïnvloeden alleen de map zelf.
Gelijk aan --exclude-ignore, behalve dat patronen uit BESTAND zowel de map als zijn submappen beïnvloeden.
Inhoud van mappen die BESTAND bevatten uitsluiten, behalve BESTAND zelf.
Mappen die BESTAND bevatten uitsluiten.
Alles onder de mappen die BESTAND bevatten uitsluiten.
Systeemmappen van versiebeheer uitsluiten.
Sluit bestanden uit die passen op patronen gelezen uit VCS-specifieke negeer bestanden. Ondersteunde bestanden zijn: .cvsignore, .gitignore, .bzrignore, en .hgignore.
Symbolische koppelingen volgen; de bestanden waar ze naar verwijzen archiveren.
Harde koppelingen volgen; de bestanden waar ze naar verwijzen archiveren.
Begin bij dit LID van het archief
Bewerk bestanden waarvan de data is veranderd na DATUM. Als DATUM begint met / of . dan wordt deze aangezien voor een bestandsnaam; de mtime van dat bestand wordt dan gebruikt als de datum.
Het resultaat van de vorige --null-optie ongedaan maken.
Niet automatisch afdalen in mappen.
Geen aanhalingstekens verwijderen rond namen van invoerbestand of van leden.
Behandel elke regel gelezen uit een lijst in een bestand alsof deze werd gegeven op de commando regel. M.a.w. voorafgaande of nakomende witruimtes worden verwijderd en, als de resulterende tekenreeks begint met een streepje dan wordt deze behandeld als een tar commando regel optie.

Dit is standaard gedrag. De --no-verbatim-files-from optie is voorzien als een manier om het terug te zetten na de --verbatim-files-from optie.

Die optie is optioneel: het beïnvloed alle --files-from opties die erna komen, tot aan de --verbatim-files-from optie of aan einde van de regel, welke het eerst voorkomt.

Dit werd geïmpliceerd door de --no-null optie.

Instrueert volgende -T opties om met nul afgesloten namen letterlijk te lezen (schakelt speciale afhandeling van namen die beginnen met een streepje uit).

Zie ook --verbatim-files-from.

Sla alleen bestanden op die nieuwer zijn dan DATUM. Als DATUM begint met een / of . dan wordt deze aangezien voor een bestandsnaam; de mtime van dat bestand wordt dan gebruikt als de datum.
In het lokale bestandssysteem blijven bij maken van archief.
Voorafgaande '/' niet uit bestandsnamen verwijderen bij aanmaken van archieven.
Recursief in mappen afdalen (standaard).
Voor verwijderen een reservekopie maken. Met ~ als achtervoegsel, tenzij deze door de omgevingsvariable SIMPLE_BACKUP_SUFFIX werd veranderd.
Namen van in of uit te pakken bestanden uit BESTAND halen.

Behalve als anders opgegeven, BESTAND moet een lijst van bestanden bevatten gescheiden door ASCII LF (m.a.w. een naam per regel). De gelezen namen worden net zo behandeld als commando regel argumenten. Ze ondergaan het verwijderen van aanhalingstekens en opsplitsen van woorden, en elke tekenreeks die begint met - wordt gezien als een tar commando regel optie.

Als dit gedrag niet gewenst is dan kan het worden uitgezet met de --verbatim-files-from optie.

De --null optie instrueert tar dat namen in BESTAND zijn gescheiden door een ASCII NUL teken, in plaats van een LF. Dat is handig als de lijst werd gemaakt met het find(1) -print0 predicaat.

Aanhalingstekens verwijderen rond bestand of namen van leden (standaard).
Behandelt elke regel verkregen van een bestandslijst als een bestandsnaam, zelfs als deze begint met een streepje. Bestandslijsten worden opgegeven met de --files-from (-T) optie. Het standaard gedrag is om de namen uit de opgegeven lijst te behandelen alsof ze werden getikt op de commando regel, m.a.w. alle namen die beginnen met een streepje worden gezien als tar opties. De --verbatim-files-from optie schakelt dit gedrag uit.

This option affects all --files-from options that occur after it in the command line. Its effect is reverted by the --no-verbatim-files-from option.

This option is implied by the --null option.

Zie ook --add-file.

Sluit bestanden uit waarvan de patronen passen op die zoals opgesomd in BESTAND

Dit AANTAL leidende componenten uit bestandsnamen verwijderen.
Deze vervangings-EXPRESSIE gebruiken om bestandsnamen met 'sed' te transformeren.

Bestandsnaam selectie-opties (voor zowel in- als uitsluitingpatronen):

Patronen komen overeen met begin van bestandsnaam.
Verschil tussen hoofd- en kleine letters negeren.
Patronen komen overeen met alles na een / (is standaard bij uitsluiting).
Hoofdlettergevoelige vergelijking (standaard).
Exacte tekenreeksvergelijking.
Jokertekens komen niet overeen met /.
Jokertekens gebruiken (is standaard bij uitsluiting).
Jokertekens komen overeen met / (is standaard bij uitsluiting).

Voortgangsberichten tonen voor elk Nste record (standaard 10).
Bij elk controlepunt deze ACTIE uitvoeren.
Only set time when the file is more recent than what was given with --mtime.
Bestandstijden in volledige resolutie tonen.
Gedetailleerde uitvoer naar BESTAND sturen.
Een bericht tonen als niet alle links gearchiveerd werden.
De tekens in TEKST niet aanhalen.
Ook de tekens in TEKST aanhalen.
Stel aanhalingstekens stijl in voor bestands- en ledennamen. Geldige waarden voor STIJL zijn literal, shell, shell-always, c, c-maybe, escape, locale, clocale.
Bloknummer binnen archief tonen bij elk bericht.
Bij opsommen of uitpakken: elke map opsommen die niet aan zoekcriteria voldoet.
Bestands- of archiefnamen na transformatie tonen door --strip en --transform opties.
Na verwerking van het archief het totaal aantal bytes printen. Als een argument gegeven werd, dan het totaal aantal bytes printen als dit SIGNAAL ontvangen werd. Mogelijke signalen zijn: SIGHUP, SIGQUIT, SIGINT, SIGUSR1, en SIGUSR2. Het SIG voorvoegsel mag weg gelaten worden.
Bestandswijzigingstijden in UTC tonen.
Verbosely list files processed. Each instance of this option on the command line increases the verbosity level by one. The maximum verbosity level is 3. For a detailed discussion of how various verbosity levels affect tar's output, please refer to GNU Tar Manual, subsection 2.5.2 "The '--verbose' Option".
Schakel waarschuwingsberichten geïdentificeerd door SLEUTELWOORD in of uit. De berichten worden onderdrukt als SLEUTELWOORD wordt voorafgegaan door no- anders ingeschakeld.

Multiple --warning options accumulate.

Sleutelwoorden die de algemene tar werking bepalen:

Schakel alle waarschuwingen in. Dit is de standaard.
Schakel alle waarschuwingen uit.
"%s: gelezen bestandsnaam bevat een NUL-teken"
"Een los blok met nullen op %s"

Sleutelwoorden van toepassing voor tar --create

"%s: map bevat cache-markering %s; %s"
"%s: Bestand is gekrompen met %s byte; aangevuld met nullen"
"%s: bestand staat op een ander bestandssysteem; niet gearchiveerd"
"%s: Onbekende bestandssoort; bestand genegeerd"
"%s: socket genegeerd"
"%s: deur genegeerd"
"%s: bestand is ongewijzigd; niet gearchiveerd"
"%s: archive cannot contain itself; not dumped"
"%s: Bestand werd verwijderd voordat het gelezen kon worden"
"%s: bestand is gewijzigd tijdens het lezen"
Onderdrukt waarschuwingen over niet leesbare bestande of mappen. Die sleutelwoord is alleen van toepassing indien het samen met de --ignore-failed-read optie gebruikt wordt.

Sleutelwoorden van toepassing voor tar --extract

"%s: bestaand bestand wordt overgeslagen"
"%s: onwaarschijnlijk oud tijdsstempel %s"
"%s: tijdsstempel %s ligt %s seconden in de toekomst"
"Aaneengesloten bestanden worden uitgepakt als gewone bestanden"
"Poging om symbolische koppelingen als harde koppelingen uit te pakken..."
"%s: Onbekende bestandssoort '%c'; uitgepakt als gewoon bestand"
"Huidige %s is nieuwer of even oud"
"Genegeerd: onbekend sleutelwoord '%s' in uitgebreide kop"
Bepaalt uitgebreide beschrijving van fouten die optreden wanneer geprobeerd wordt om alternatieve decompressie programma´s uit te voeren. Deze waarschuwing is standaard uitgeschakeld (behalve als --verbose werd gebruikt. Een gebruikelijk voorbeeld van wat u kunt zien bij het optreden van deze waarschuwing is:
$ tar --warning=decompress-program -x -f archive.Z
tar (child): cannot run compress: No such file or directory
tar (child): trying gzip

Dit betekent dat tar eerst probeerde om archive.Z te decomprimeren door compress te gebruiken, en nadat dat faalde, gzip gebruikte.

"Recordgrootte = %lu blokken"

Sleutelwoorden die incrementele extractie bepalen:

"%s: Map is hernoemd van %s"
"%s: Map is hernoemd"
"%s: Map is nieuw"
"%s: Map staat op een ander bestandssysteem; niet leeggemaakt"
"Onjuiste archiveringsmap: 'X' is nergens gebruikt"
Bij elke actie om toestemming vragen.

Bij aanmaken, hetzelfde als --old-archive. Bij uitpakken, hetzelfde als --no-same-owner.

Achtervoegsel	Eenheid	Byte Equivalent
b	Blokken	SIZE x 512
B	Kilobytes	SIZE x 1024
c	Bytes	SIZE
G	Gigabytes	SIZE x 1024^3
K	Kilobytes	SIZE x 1024
k	Kilobytes	SIZE x 1024
M	Megabytes	SIZE x 1024^2
P	Petabytes	SIZE x 1024^5
T	Terabytes	SIZE x 1024^4
w	Woorden	SIZE x 2

Tar's exit code indicates whether it was able to successfully perform the requested operation, and if not, what kind of error occurred.

0
Succesvolle beëindiging.
1
Some files differ. If tar was invoked with the --compare (--diff, -d) command line option, this means that some files in the archive differ from their disk counterparts. If tar was given one of the --create, --append or --update options, this exit code means that some files were changed while being archived and so the resulting archive does not contain the exact copy of the file set.
2
Fatal error. Dit betekent dat een fatale, onoverkomelijke fout optrad.

Als een subproces dat werd gestart door tar eindigde met een niet-nul eind code, dan zal tar ook eindigen met deze code. Dit kan bij voorbeeld gebeuren, als een compressie optie (b.v. -z werd gebruikt en het externe compressie programma faalde. Een ander voorbeeld is het falen van rmt gedurende het backupen naar een andere computer.

bzip2(1), compress(1), gzip(1), lzma(1), lzop(1), rmt(8), symlink(7), xz(1), zstd(1).

De volledige tar handleiding: voer info tar uit of gebruikt emacs(1) info modus om het te lezen.

Online kopieën van de GNU tar documentatie in diverse formaten zijn te vinden op:


https://www.gnu.org/software/tar/manual

Rapporteer gebreken in het programma aan <bug-tar@gnu.org>; meld fouten in de vertaling aan <vertaling@vrijschrift.org>.

Copyright © 2023 Free Software Foundation, Inc.
Licentie GPLv3+: GNU GPL versie 3 of later http://gnu.org/licenses/gpl.html
Dit is vrije software: u mag het vrijelijk wijzigen en verder verspreiden. Deze software kent GEEN GARANTIE, voor zover de wet dit toestaat.

De Nederlandse vertaling van deze handleiding is geschreven door Mario Blättermann <mario.blaettermann@gmail.com> en Luc Castermans <luc.castermans@gmail.com>

Deze vertaling is vrije documentatie; lees de GNU General Public License Version 3 of later over de Copyright-voorwaarden. Er is geen AANSPRAKELIJKHEID.

Indien U fouten in de vertaling van deze handleiding zou vinden, stuur een e-mail naar debian-l10n-dutch@lists.debian.org.

July 11, 2022 TAR